In 4 stappen naar een belegging op uw eigen maat en tempo
De keuze aan beleggingsvormen is groter dan ooit. Voor beleggers met minder ervaring, tijd, kapitaal of kennis over de markt zijn beleggingsfondsen een echte aanrader. Maar hoe kiest u het fonds dat perfect bij u past? Aan de hand van vier vragen helpen we u op weg naar uw ideale fonds.
1. In welke ‘activa’ wilt u beleggen?
Als u een zuivere beursbelegging wilt, dan is een aandelenfonds de geknipte oplossing. Daarmee mikt u op een maximaal potentieel rendement op lange termijn. Op korte termijn moet u daar echter ook de nodige fluctuatie van de koers bijnemen.
Obligatiefondsen bevinden zich iets lager op de schaal van risico en rendement. Toch mag u een obligatiefonds niet verwarren met een klassieke, vastrentende obligatie. Bij deelbewijzen van een obligatiefonds is er immers geen vaste vervaldag waarop uw inleg wordt terugbetaald. In plaats daarvan kunnen deze doorlopend aangekocht en verkocht worden tegen hun inventariswaarde, die dagelijks kan schommelen.
Tot slot zijn er ook gemengde fondsen. Die zijn volgens een welbepaalde strategie belegd in een mix van aandelen, obligaties en cash. Zo kunt u met één fonds een complete beleggingsportefeuille in huis halen die afgestemd is op uw persoonlijke doelstellingen en beleggersprofiel.
2. Wilt u een van de vele specifieke niches bespelen?
Met aandelen- of obligatiefondsen kunt u inspelen op tal van specifieke niches. Veelal zijn die geografisch van aard en vertegenwoordigen fondsen een welbepaalde regio, gaande van België, Europa of Amerika tot de snelgroeiende regio’s van Zuid Amerika, Azië of Afrika.
Daarnaast zijn er ook thematische en sectorfondsen. Deze spelen bijvoorbeeld in op de farmaceutische, de energie- of de financiële sector of op beloftevolle beleggingsthema’s, zoals alternatieve energie, veroudering van de bevolking, impact investing of water.
Bij de obligatiefondsen wordt er onderscheid gemaakt volgens het type van obligaties waarin wordt belegd, van veilige overheidsobligaties tot hoogrentende obligaties of obligaties van groeilanden. Let wel dat met thematische of regiofondsen ook vaak een wisselkoersrisico gepaard gaat.
3. Hoeveel risico wilt u nemen?
De algemene regel luidt: hoe meer aandelen, des te groter het risico. Maar ook daar zijn nog gradaties in. Fondsen die belegd zijn in goudmijnaandelen zijn bijvoorbeeld nog een stuk onstabieler dan fondsen die mikken op aandelen met een hoog dividendrendement.
Als indicator voor het risico wordt aan ieder fonds een risicoscore van 1 tot 7 toegekend. Die kunt u terugvinden op de infofiche van het fonds. Fondsen met een hoog marktrisico hebben een score 6 of 7, wat wijst op een hoge volatiliteit. Score 1 of 2 duidt op een laag risico maar gaat meestal ook gepaard met een lager potentieel rendement.
Als u het risico van uw beleggingen op een andere manier wilt beperken, dan kunt u ook uw toevlucht nemen tot fondsen met een vervaldag en kapitaalbescherming. Daarnaast zijn er ook fondsen die beheerd worden met ‘risicobewaking’. Daarbij streven de fondsbeheerders ernaar om de maximale koersdaling te beperken tot een vooraf bepaald plafond van bijvoorbeeld 5 of 10 % per jaar.
4. Streeft u naar meerwaarde of naar een jaarlijks inkomen?
De meeste fondsen zijn beschikbaar in twee varianten: een kapitalisatie- en een distributieformule.
Bij kapitalisatiefondsen worden alle coupon- en dividendinkomsten herbelegd en mikt de fondsbeheerder op meerwaarde op lange termijn. Distributiefondsen keren de ontvangen inkomsten ieder jaar uit onder de vorm van een coupon.
Beleggers die streven naar maximale kapitaalgroei, kiezen best voor de kapitalisatieformule. Voor renteniers die een regelmatig inkomen willen ontvangen, is de keuze iets ingewikkelder. Via de distributieformule ontvangt u een jaarlijkse coupon die onderworpen is aan roerende voorheffing. Via periodieke afkopen kunt u echter ook een inkomen halen uit een kapitalisatiefonds. Dat is fiscaal soms voordeliger.
Laat u adviseren door uw kantoorhouder om de beste keuze te maken.