Invest flash: onrust over de banken

11 minuten leestijd

Na de grote financiële crisis van 15 jaar geleden werd het banksysteem in zowel de VS als Europa grondig hervormd, en werd er een regulering in het leven geroepen die onder meer veel stevigere kapitaalbuffers aan financiële instellingen oplegt. En toch ging het mis. Maar deze crisis is anders.

Weinig strategen en economen hadden het bij het begin van het jaar in hun lijstje van risico’s voor 2023 staan: ‘een bankencrisis’. Na de grote financiële crisis van 15 jaar geleden werd het banksysteem in zowel de VS als Europa grondig hervormd, en werd er een regulering in het leven geroepen die onder meer veel stevigere kapitaalbuffers aan financiële instellingen oplegt. En toch ging het mis.

Silicon Valley Bank

Het eerste luik van het drama begon in de Verenigde Staten. Silicon Valley Bank (SVB) was een middelgrote bank en stond in VS op de zestiende plaats, gemeten naar de omvang van haar activa. Ze had een heel specifiek bedrijfsmodel. De bank specialiseerde zich in financiële diensten aan erg jonge bedrijven, vooral uit de technologie- en biotechsector. In dat model lag ook de oorsprong van haar falen, en dat verklaart waarom de meeste waarnemers het onwaarschijnlijk achten dat het faillissement van SVB op 10 maart, een ‘eerste dominosteen’ is die de voorbode vormt van problemen bij meer klassieke banken (zie kaderstuk).

Twee observaties met betrekking tot de situatie in de Verenigde Staten.

  1. Het is geen toeval dat het probleem zich voordoet bij een middelgrote bank. In de VS staan die banken onder minder streng toezicht van de financiële toezichthouder dan de grote ‘systeembanken’. Daardoor kon een tekortkoming in het risicobeheer van de bank zo uit de hand lopen.
  2. De onrust in de Amerikaanse banksector die met name enkele middelgrote, regionale banken treft, volgt uit het feit dat de betrokken banken veel klanten hebben van wie de deposito’s niet volledig beschermd zijn. In de VS geldt een depositobescherming van 250.000 USD per spaarder.

Bedrijfsklanten hebben vaak veel grotere bedragen geparkeerd, en die dreigen snel weggehaald te worden als geruchten over de gezondheid van een bank de kop opsteken. En zo ontstaat een vicieuze cirkel. Dit probleem is eigen aan een bepaald type Amerikaanse nichebanken dat zich richt op bedrijfsklanten, en waarvan een heel groot stuk van de depositobasis niet gedekt wordt door de depositobescherming - een bankmodel dat in Europa nauwelijks bestaat.

De oplossing ligt voor de hand: de Federal Deposit Insurance Corporation of FDIC - de organisatie die belast is met het beheer van de depositobeschermingsregeling- zou alle spaargelden kunnen garanderen, ongeacht de grootte van het bedrag. Zo’n uitbreiding van het depositogarantiestelsel ligt echter politiek moeilijk, en de Amerikaanse Treasury geeft daarover tot op vandaag tegenstrijdige signalen. Als gevolg daarvan blijft de zenuwachtigheid over enkele regionale nichebanken over het Amerikaanse banksysteem hangen.

Credit Suisse

Tweede luik van het drama: Paradeplatz 8, Zürich, Zwitserland. Credit Suisse is een Zwitserse grootbank die de laatste decennia haar vleugels wijd had uitgeslagen. De bank ontwikkelde onder meer zakenbankactiviteiten, die veel kapitaal vragen en door hun aard risicovoller zijn dan het klassieke bankieren. De bank kondigde in november 2022 een diepgaande herstructurering aan, na enkele schandalen, waarbij men de risicovolle zakenbankactiviteiten zou afbouwen terwijl meer defensieve activiteiten zoals vermogensbeheer en de bankactiviteiten op de Zwitserse thuismarkt, uitgebreid worden. Die operatie gaat gepaard met erg hoge kosten, zodat de bank een flink verlies laat optekenen over 2022, en ook in de nabije toekomst zouden de verliezen blijven oplopen. De aandelenkoers komt zwaar onder druk te staan.

Op 15 maart komen de ontwikkelingen in een stroomversnelling. De Saudi National Bank (SNB), de grootste aandeelhouder van Credit Suisse, laat weten dat ze niet geïnteresseerd is om eventueel extra kapitaal in de bank te investeren. De mededeling van SNB dat die beslissing werd genomen om regulatorische en interne redenen, valt in dovemansoren. De markt interpreteert het als een motie van wantrouwen in Credit Suisse. De verzekering door de Zwitserse financiële autoriteiten dat de bank over goede kapitaalbuffers beschikt en dat de nationale bank haar zou bijstaan met liquiditeiten, kan maar kort soelaas brengen. Tegen het einde van de week ebt het vertrouwen van de markt weer weg. Op aandringen van zowel de Zwitserse financiële toezichthouder als de Zwitserse nationale bank komt er in het weekend van 18 en 19 maart een oplossing die een definitief einde moet maken aan de speculatie en het vertrouwensverlies: Credit Suisse wordt overgenomen door UBS, de grootste Zwitserse bank. De nationale bank zal de fusie-operatie ondersteunen met bijna onbeperkte toegang tot liquiditeiten.

Is er gevaar voor het financiële systeem?

Een banksysteem dat onder druk komt: het roept erg ongemakkelijke herinneringen op aan de bankencrisis die de hele Westerse wereld teisterde in 2007-2008. Waarschijnlijk is het gevaar van besmetting beperkt, en vergelijkingen met de financiële crisis van 2007-2008 lopen mank. Silicon Valley Bank is niet ‘Lehman-Brothers-bis’. Toen wankelde het banksysteem omdat activa van zeer dubieuze kwaliteit (zogenaamde ‘rommelkredieten’) zich verspreid hadden in de balansen van grote delen van het banksysteem in de VS en Europa via structuren van enorme complexiteit (CDO’s en vergelijkbare instrumenten). Toen de schaal van het probleem duidelijk werd en de markt die onderliggende ‘rommelkredieten’ waardeloos verklaarde, bleken belangrijke delen van het banksysteem niet langer solvabel en moesten ze door de overheid gered worden. De aanloop naar de grote crisis was dan ook erg verschillend van de situatie vandaag. Met name in de VS steeg de schuldgraad van gezinnen en bedrijven spectaculair in het decennium voor de grote crisis van 2007, en de kwaliteit van de toegekende kredieten liet te wensen over. Dat is nu niet het geval.

Het probleem vandaag is van een heel andere aard. De recente bankproblemen vonden hun oorsprong in liquiditeitsproblemen. Door het wegvallen van vertrouwen vroegen steeds meer klanten hun deposito’s op bij Silicon Valley Bank en Credit Suisse, waardoor de voorraad liquiditeiten van deze banken snel slonk en de financiële autoriteiten moesten ingrijpen. Zoals hoger aangehaald blijft in de VS het risico op kapitaalvlucht - weg uit ‘onbeschermde’ deposito’s - voor zenuwachtigheid over enkele gespecialiseerde nichebanken zorgen. Het gaat om een risico dat relatief makkelijk kan ingedamd worden, maar de oplossing —namelijk een uitbreiding van de depositobescherming— is in essentie een politieke kwestie, geen financieel probleem.

Wat met de rest van de economie?

Derde luik. Washington DC, 22 maart. Jerome Powell, voorzitter van de Amerikaanse centrale bank, de Fed, spreekt de pers toe. Dat doet hij regelmatig, maar nu zit de financiële wereld op het puntje van zijn stoel. Powell, en zijn Europese collega Christine Lagarde van de Europese Centrale Bank, worden met een heel moeilijk dilemma geconfronteerd. De instellingen die zij leiden hebben in essentie twee opdrachten, en die lijken nu onverenigbaar.

De eerste opdracht: centrale banken waken over de stabiliteit van het financiële systeem en grijpen in wanneer die wankelt. Zij zijn met andere woorden de behoeders van het banksysteem en grote Amerikaanse en Europese banken moeten voortdurend rapporteren over hun financiële sterkte aan de centrale bank die hen superviseert, zodat eventuele problemen in de kiem gesmoord kunnen worden. Dat heeft niet feilloos gewerkt de laatste weken, maar anderzijds is het niet tot een grote besmetting van het banksysteem gekomen.

De tweede opdracht: de centrale bank moet waken over de prijsstabiliteit. Concreet: de meeste centrale banken willen een inflatiepeil dat niet te hoog, maar ook niet te laag is. Voor de ECB en de Fed ligt dat inflatiedoel rond de 2%. Wacht even… 2%? De inflatie in de Eurozone bedroeg in februari 8,5%; in de VS staat ze op 6%. Een veelvoud van de beoogde 2%...

Precies. En daar ligt het dilemma. Om die inflatie richting 2% te krijgen, voeren de Fed en de ECB sinds vorig jaar een reeks van erg kordate ingrepen door. De belangrijkste daarvan is het voortdurend, trapsgewijs verhogen van de beleidsrente (dat is de rentevoet die de centrale banken zelf bepalen, en die als ‘anker’ dient voor de kortetermijnrente; de meeste andere rentevoeten worden door de markt bepaald). Zulke renteverhogingen hebben als doel om krediet duurder te maken en sparen aantrekkelijker, zodat consumptie wordt afgeremd. Op die manier wordt de oververhitting van sommige sectoren van de economie afgekoeld, en na verloop van tijd gaat de inflatie dalen.

Dat klinkt makkelijk en vanzelfsprekend, maar in werkelijkheid beschikt de centrale bankier niet over een dashboard waarop hij ‘live’ het effect van een trap op het gaspedaal of de rem kan zien – om het in autotermen te zeggen. Renteverhogingen laten hun effect pas na vele maanden voelen. De centrale bank rijdt dus een heel eind blind. Een gevolg daarvan is dat ze gemakkelijk ‘te ver’ kan gaan in haar ingrepen. En wanneer de schade aan de economie duidelijk wordt, is het al te laat. Anderzijds vraagt de stress op het banksysteem misschien om een pauze in de rente-ingrepen. Hogere rente is -in grote lijnen- positief voor de banken, maar het voorbeeld van Silicon Valley Bank illustreert dat er uitzonderingen zijn (zie kaderstuk). Een ‘rentepauze’ zou wat ademruimte creëren voor de banken om zich aan de nieuwe realiteit aan te passen.

Terug naar Jerome Powell op 22 maart. Het dilemma is duidelijk, maar wat doet de Fed? Powell erkent de stress op het banksysteem, en benadrukt dat de problemen geïsoleerd en onder controle zijn. Hij kondigt een renteverhoging van 0,25% aan, waardoor de Amerikaanse rente een peil van bijna 5% bereikt. Hij verklaart dat de Fed bereid is om nog verdere renteverhogingen door te voeren als de inflatiecijfers dat vereisen, maar de markt gelooft hem niet. Beleggers geloven dat de Fed haar ‘rentepiek’ bereikt heeft en dat de volgende stappen veeleer renteverlagingen dan -verhogingen zullen zijn.

Waarom? De faling van Silicon Valley Bank en de hoge rente maakt het waarschijnlijker dat Amerikaanse banken uit voorzichtigheid veel strikter zullen zijn bij de toekenning van kredieten. Schaarsere kredietverlening leidt bijna altijd tot een vertraging van de economische activiteit en de kans op een recessie (een duurzame inkrimping van de economie) ligt nu een stuk hoger. Daarenboven creëert de hogere rente ook concurrentie voor de bankdeposito’s. Grote spaarders in de VS trekken hun deposito’s terug uit spaarrekeningen bij banken, en verschuiven ze naar zogenaamde geldmarktfondsen (die beleggen in kortlopende effecten). Door de hoge rente die de Fed gecreëerd heeft, zijn zulke geldmarktbeleggingen in de VS een aantrekkelijk alternatief voor deposito’s bij de bank. Die concurrentie komt echter op een erg ongelegen moment, nu het banksysteem onder druk staat. Dus, zo schat de markt in, zowel de vertragende economische groei als het gevaar van wegvluchtende deposito’s bij de banken, pleiten voor een lagere rente eerder dan renteverhogingen.

En in Europa?

Christine Lagarde, de Europese tegenhanger van Jerome Powell, wordt met een gelijkaardig dilemma geconfronteerd, met dat belangrijke verschil dat de rente in de Eurozone nog lang niet het niveau bereikt heeft als in de VS. Bovendien is de inflatie hier nog hoger, en dat vereist extra waakzaamheid van de centrale bank. Voor de ECB is de afweging eenvoudiger. Op 16 maart verhoogde de ECB de depositorentes met een forse 0,5% tot 3%. Daarmee geeft de ECB nog volop voorrang aan inflatiebestrijding. Voor de nabije toekomst zal ze zich laten leiden door de cijfers. Als de inflatie -zoals verwacht- verder afkoelt, kan het tempo van verdere renteverhogingen ook vertraagd worden. In het algemeen verkeert de Europese economie nu in betere vorm dan enkele maanden geleden gevreesd werd, onder andere omdat het milde winterweer niet tot een escalerende energiecrisis geleid heeft. Toch valt ook hier te vrezen, naar analogie met de VS, dat een strikter kredietbeleid bij banken zal leiden tot lagere economische activiteit.

Conclusie

  • Silicon Valley Bank (en enkele gelijkaardige gevallen) en Credit Suisse zijn niet representatief voor de gezondheid van het brede banksysteem in Europa en de VS. De opgebouwde kapitaalbuffers en de striktere regulering verkleinen het risico van besmetting en een herhaling van de financiële crisis van 2007-2008.
  • In de VS heerst nog nervositeit, vooral met betrekking tot bankdeposito’s die niet onder de depositobeschermingsregeling vallen, bij kleine en middelgrote banken. Een oplossing dringt zich op, maar die is voorlopig nog niet ‘politiek rijp’.
  • Centrale bankiers geven officieel nog prioriteit aan inflatiebestrijding, maar vooral in de VS groeit het aanvoelen dat zij in de nabije toekomst hun focus zullen verschuiven naar de ongewenste neveneffecten van de erg snel gestegen rente.
  • In de Eurozone is het renteprobleem minder nijpend, omdat de ECB later gestart is met haar verstrakkende rentebeleid, en de inflatie hier nog lang niet onder controle is. Zowel in de VS als in Europa stijgt evenwel de kans op een verdere vertraging van de economische groei.

Hoe kwam Silicon Valley Bank in de problemen?

De wortels voor de problemen van Silicon Valley Bank liggen in de corona-crisis, en de beleidsrespons daarop. Het stimulus-programma van de Amerikaanse overheid om gezinnen en bedrijven te helpen de crisis te doorstaan, zorgde voor een ongeziene groei van spaargeld in het Amerikaanse banksysteem.

De essentie van een bank bestaat erin deposito’s aan te trekken en met die deposito’s kredieten te verschaffen. Door de extreem hoge groei van deposito’s tijdens de pandemie kon dat maar heel gedeeltelijk gebeuren. De vraag naar kredieten was beperkt door de terugval in economische activiteit. De deposito’s die niet in kredieten werden omgezet, werden belegd in veelal hoogwaardige obligaties (Amerikaanse staatsobligaties bijvoorbeeld). De toename op jaarbasis van zulke effecten in de portefeuille van Amerikaanse banken bedroeg +21,4% op het einde van ‘coronajaar’ 2020. So far so good…

Voor SVB had de pandemie nog een extra gevolg. De pandemie, de thuiswerk-revolutie, online diensten,… de pandemie-wereld leek helemaal te evolueren in de richting van ‘start-ups’ en jonge bedrijven die de klantenbasis van SVB vormden. Risicokapitaalverschaffers strooiden gretig met geld dat ondertussen toch bijna gratis was geworden door de gekelderde rente. De toegekende investeringen stroomden massaal toe en kwamen als deposito’s op de balans van SVB terecht. De kredietverschaffing was maar een schaduw van de deposito-instroom, en het verschil werd door SVB in langlopende obligaties van hoge kwaliteit belegd.

En toen kwam de rente in beweging… De Amerikaanse centrale bank bracht de beleidsrente van 0-0,25% bij het begin van 2022 naar 4,50-4,75% nu – een ongezien steile renteklim die een parallelle beweging kende in de obligatiemarkt, waar de 10-jaarse Treasury-rente steeg van zo’n 1,30% begin 2022 naar ca. 3,80% op het einde van het jaar. De waarde van de obligatieportefeuille die SVB aanhoudt, duikt naar beneden. En de depositobasis krimpt: het enthousiasme van risicokapitaalfondsen voor cash-verbrandende techbedrijven bekoelde door de hogere rentekosten. Geld was niet langer gratis. De jonge techbedrijven krijgen veel minder geld toegestopt maar blijven permanent geld opnemen van hun reeds uitstaande deposito’s.

De ‘constructiefout’ in SVB komt aan het licht: de rentegevoeligheid van haar activa (waar de portefeuille staatsobligaties een belangrijk gewicht heeft) ‘klopt niet’ met de rentegevoeligheid van haar passief (de spaargelden die grotendeels aangehouden worden door bedrijfsklanten). Simplistisch gesteld: bij een klassieke bank zou de stijgende rente de winstgevendheid doen toenemen, omdat de bank duurdere kredieten kan verlenen. Bij SVB echter is de kredietverlening eerder beperkt in omvang, maar de rente die ze moet betalen aan haar depositohouders neemt snel toe terwijl de waarde van de obligatieportefeuille sterk onder druk staat. Om hieraan te verhelpen besluit SVB een flink stuk van haar obligatieportefeuille (ter waarde van 21 miljard USD) af te bouwen, waardoor ze op een verlies van 1,8 miljard USD komt te staan. Een verlies dat een flink stuk van het eigen vermogen van de bank wegveegt. De markt verslikt zich in de mededeling die SVB doet, plannen om het eigen vermogen te versterken draaien op niets uit, en tegen vrijdag 10 maart is een ouderwetse ‘run on the bank’ door de depositohouders een feit. Bijna gelijktijdig met SVB gaat ook Signature Bank in faling, een instelling met een gelijkaardig profiel (veel bedrijfsklanten, met een gemiddelde deposito-inlage die de ‘verzekerde’ 250.000 USD ver overtreft). De FDIC, de organisatie die voor de Amerikaanse Treasury belast is met het garanderen van spaargelden en het redden van probleembanken, neemt SVB over.

Disclaimer: De informatie uit deze publicatie vormt een algemene toelichting bij de financiële actualiteit en mag niet worden beschouwd als een concreet advies of aanbeveling met betrekking tot financiële producten.